Keuren
Geschreven door Rene Kappers

Keuren, Keurkamers en straffen

Om de kwaliteit van het gehalte van edelmetaal te garanderen voor een consument wordt het ‘gekeurd’. Het gehalte wordt bepaald, en als dat voldoet aan ‘de keur’ -een oud woord voor voorschrift- dan worden er goedkeuringsstempels in het voorwerp geslagen. Dit zijn de zogenaamde goud- of zilverkeurtekens. Iedereen kan nu zien dat het werk ‘gekeurd’ is, ofwel aan de voorschriften voldoet.

Vandaag de dag werkt dit nog steeds zo. Lees hoe het keuren van oudsher in zijn werk gaat met deze bijdrage geschreven door Rene Kappers, hoofdredacteur van de Zilver Histograaf Schoonhoven

Van Frans koningsbeleid tot Hollandse Stadsvoorschriften

De geschiedenis

De geschiedenis van keurtekens begon in Europa in Frankrijk waar koning Filips III, le Hardi (1270-85), in 1275 een ’teken van de stad’ verplicht stelde voor alle Franse steden. Montpellier wordt in de geschiedenis aangewezen als de stad met het vroegste stedelijke voorschrift. Daar werd het in 1427 verplicht dat een letter van het alfabet door ‘de waardijn’, de keurmeester, in het gekeurde werk werd geslagen naast het teken van de meester-goudsmid en het teken van de stad. Dit principe van drie aparte onafhankelijke keurtekens zou in geheel Europa ingang vinden.

In het Graafschap Holland werden ‘keuren’, lees voorschriften, in alle steden verplicht in 1466. De graaf bepaalde op dat moment ook dat er een meesterteken en een stadsteken moest worden ingeslagen. Pas in 1501 werd daarnaast ook het teken van de ‘waardijn’ verplicht. Zo ontstond voor alle steden in Holland hetzelfde voorschrift: drie keurtekens. In 1503 werd dat voorschrift nog een beetje bijgeschaafd, maar niet voor de keurtekens zelf.

 

Van Gildekeurkamer naar waarborgkantoor

De Keurkamer

Keuren is een secuur werk. Er hangt veel geld vanaf en ook reputaties. Tevens is er bijzonder gereedschap voor nodig. Daarom wordt keuren vanouds in een ‘keurkamer’ gedaan.

In Holland, Zeeland en Westfriesland zijn er in de ‘gildetijd’ 22 keurkamers geweest. Anno 2024 bestaan de gebouwen daarvan alleen nog in Den Haag en in Delft. In Schoonhoven zat de gildekeurkamer op de bovenverdieping van het oude Weeshuis aan de Koestraat. Daarvan is ook nog een schilderij uit 1855. Het oude weeshuis werd in 1863 vervangen door het huidige weeshuis op dezelfde plek.

Na de afschaffing van de Gilden in 1798 werden de keurkamers vervangen door ‘Kantoren van Waarborg’ die ressorteerden onder het Ministerie van Financiën. In heel Nederland zijn er daarvan ruim 20 geweest. Anno 2024 zijn er nog twee Waarborgkantoren: één in Gouda en één in Joure. Het zijn nu private ondernemingen. Een Waarborgkantoor herbergt nog altijd een keurkamer.

Gildekeurkamer Amsterdam, Sint Annendwarsstraat, interieur met gildekeurmeesters, twee knechten en een klant.
Feitelijk ongekeurd

Pech, verleiding en fraude

Hoe minder goud of zilver in de legering zit, hoe lager de kostprijs is en hoe hoger de winst. De Schoonhovense goud- en zilversmeden hebben er altijd naar gestreefd om zo zuinig mogelijk te werken. De verkoopprijs was het Schoonhovense concurrentiewapen bij uitstek. Maar soms had de zilversmid pech en bleek op de keurkamer dat het gehalte toch te laag was. Het werk werd dan in beslag genomen en de zilversmid kreeg daarbij zeker nog een boete.

Soms was de verleiding echter te groot. Stempels voor keurtekens namaken is immers niet zo ingewikkeld. Een andere mogelijkheid was om de tekens uit goedkoop gekeurd werk over te zetten in duurder werk (keurkosten gingen naar gewicht). Een derde optie ging nog één stap verder: keurtekens namaken en het werk aanbieden voor export. De zilversmid kreeg bij export dan 75 % van de betaalde belasting terug (die hij nooit betaald had). Het geëxporteerde werk kwam nooit meer terug in Nederland; de kans dat hij later alsnog betrapt werd, was vrijwel nihil. Dubbel cashen dus: feitelijk ongekeurd werk verkopen en niet betaalde belasting terugkrijgen.

De consequenties van Fraude

Zware straffen

Schoonhovenaar Hillebertus Hollart van Den Dool werd in 1823, veroordeeld tot 6 jaar tuchthuis, tot geseling, tepronkstelling op het schavot, eerloos verklaard en veroordeeld tot betaling van de kosten der procedure, terwijl zijn gouden werken geconfisqueerd werden. Dit alles voor het overzetten van “echte Waarborgs merken” uit oud werk in nieuwe door hem vervaardigde gouden boten. In 1827 werd hij na vier jaar uit de gevangenis ontslagen. Onder curatele ging hij weer werken als knecht bij zijn Schoonhovense collega Barthels.

Andere Schoonhovenaren hadden meer geluk. Van zowel Gijsbert Kapoen, zijn zoon Johannes Kapoen, de weduwe Hellegers als van Adriaan Verroen werden in 1832 knipbeugeltjes ontdekt waarvan de knipveertjes en knopjes na keuring vervangen waren door exemplaren van slecht gehalte. Het proces verbaal was echter zo ongelukkig opgesteld dat de zaak niet voor de rechter gebracht werd.

Mild was men in 1858 toen het werk van Schoonhovenaar Gilles Grevink in beslag genomen werd omdat op de aangemonteerde oren van zijn theepotten geen keurtekens aanwezig waren. Wegens zijn goede staat van dienst werd deze ‘belastingontduiking’ slechts bestraft met een boete van 15 gulden. Dat was overigens 15 weeklonen voor een zilversmidsknecht.

Scroll naar boven