Object uitgelicht: de Jad
Een bijzonder object in de collectie is deze jad(tora-aanwijzer). Hij is in 1817 gemaakt door Nicolaas van der Poll uit Leiden. De Hebreeuwse inscriptie op de jad luidt: Deze zilveren handwijzer werd geschonken voor het nieuwe boek van de vrouw mevrouw Esther, echtgenote van Salomo Katz in het jaar 5577 (=1817).
De term bar mitswa betekent letterlijk ‘zoon van het gebod’. De vrouwelijke variant is bat mitswa, ‘dochter van het gebod’. Een joodse jongen is vanaf zijn dertiende jaar religieus meerderjarig en dus verplicht zich aan de mitswot of wel geboden te houden. Voor een joods meisje geldt dit vanaf haar twaalfde jaar.
De term bar mitswa wordt ook vaak gebruikt voor de plechtigheid in de synagoge op de eerste sjabbat nadat hij of zij, volgens de joodse kalender, respectievelijk dertien of twaalf jaar is geworden.
In de Liberale Joodse Gemeente wordt de bar mitswa, ter markering van de ‘meerderjarigheid’ voor het eerst opgeroepen tot het lezen van de Tora.
In het voorafgaande jaar is dan hard gestudeerd om de parasja, het gedeelte van de Tora dat op de sjabbat na de dertiende of twaalfde verjaardag in de synagoge gelezen wordt, foutloos te lezen. In de orthodoxe synagoge wordt een andere religieuze tekst of een religieus getint gedicht voorgelezen. (Bron: Joods Cultureel Kwartier)
Na de religieuze plechtigheid volgt meestal een feestelijke maaltijd, waarbij de bar mitswa een toespraak houdt en overladen wordt met geschenken.
Weetje: Willemijn Fock (1942-2021), een van de belangrijkste kunsthistorici op het gebied van kunstnijverheid en in het bijzonder op het gebied van zilver, publiceerde in 1977 het boek ‘Leids zilver’. Het was de eerste publicatie over de Leidse zilvercultuur. Daarin beschreef zij ook deze Jad. Want Fock had een vernieuwende blik op het documenteren van zilver en keek verder dan alleen de objecten en de zilversmeden. Ze keek ook naar de opdrachtgevers en het bezit van zilver.